overzicht

Geen plaats voor een zomerbar in het stadscentrum?

blog door Inge Dorssers / foto door Lucia Coenen

2 juli 2015, de rechtbank van Dendermonde beslist dat Café Congé, een initiatief van vzw Bongito, moet sluiten. Voor het vijfde jaar op rij opende deze zomerbar zijn deuren in de tuin van de Salons voor Schone Kunsten in Sint-Niklaas. Een aantrekkelijk concept dat gesmaakt wordt door jong en oud. Een grote en veilige tuin om in te spelen en te ravotten, een zomers drankje te nuttigen of een hapje te eten onder de bomen.

Maar nu is het einde in zicht. De organisatoren kregen van de rechter nog 10 dagen, en dan is het gedaan. Definitief. De reacties liegen er niet om, Café Congé zal gemist worden door de Sint-Niklazenaar.

 

Als inwoner van Sint-Niklaas ben ik natuurlijk persoonlijk betrokken. Ook wij genoten eerder deze week nog van de gezellige en gemoedelijke sfeer van Café Congé. Met ons drietjes, van de tuin die we thuis niet hebben. Toen we er een aantal jaar geleden voor kozen om in de stadskern te komen wonen, in een rijhuis met beperkte buitenruimte, was dit een bewuste keuze. De voordelen van het wonen in het centrum van de stad trokken ons aan. Daar waar jonge gezinnen typisch de steden ontvluchten, besloten wij om het tegenovergestelde te doen. Kiezen voor de nabijheid van scholen en voorzieningen, kiezen voor de mogelijkheid om alles te voet of met de fiets te kunnen bereiken, kiezen voor de levendigheid van een stad boven de rust van het platteland. En het gemis van een tuin, daar gaan we creatief mee om. We trekken er bij mooi weer op uit naar plaatsen waar we kunnen genieten van de ruimte en het groen: recreatiepark De Ster, het stadspark en… vooral naar Café Congé. Een initiatief dat voor ons veel meer is dan een leuk terrasje, tijdens die ene maand in het jaar is het ook een beetje “onze” tuin, ons stukje groen om te verpozen.

 

En toch, als initiatieven zoals Café Congé in de toekomst niet meer mogelijk zijn, blijven de voordelen van het wonen in de stadskern dan nog overeind? Wanneer de rust van één persoon zwaarder weegt dan de kwaliteiten en de voordelen die een dergelijk initiatief biedt aan de inwoners van de stadskern, zullen wij dan ook, en met ons met vele andere jonge gezinnen, toch naar de rand van de stad worden gedreven?

 

Ook vanuit mijn professionele activiteiten vind ik de vraag die voorligt erg boeiend. Vlaanderen is volgebouwd, de steden zijn als linten met elkaar verbonden. Als we nog open ruimte willen behouden, dan moeten we stoppen met nieuwe (groen)gebieden aan te snijden en moeten we inzetten op kernversterking en verdichting. Op het creëren van bijkomende woongelegenheid daar waar de faciliteiten en voorzieningen vandaag reeds aanwezig zijn. Meer en meer steden zetten daarom vandaag ook in op het aantrekken van (jonge) gezinnen naar de stadskern. Het stoppen, of zelfs omkeren, van de ‘stadsvlucht’ staat hoog op het prioriteitenlijstje. En daarbij gaat het niet enkel over het voorzien van woningen op maat voor verschillende doelgroepen. Het gaat evenzeer over het inzetten op de kwaliteit van leven in de stadskern. Want zonder open ruimte om te vertoeven en te spelen, voor jong en oud, onder welke vorm dan ook, zal de stadsrand altijd aantrekkelijker blijven voor (jonge) gezinnen. In verschillende steden wordt dan ook actief nagedacht over en gewerkt aan die levenskwaliteit in de stadskern. Getuige hiervan zijn bijvoorbeeld het verschijnen van talrijke woonerven en leefstraten, de heraanleg en bijkomende aanleg van speelpleinen, de initiatieven voor tijdelijke invulling die buurten opnieuw op de kaart zetten enzoverder. En de nood is er. De vraag naar bijkomend en kwaliteitsvol publiek toegankelijk domein klinkt luider dan ooit.

 

Het is een precair evenwicht. De rust van de ene bewoner versus de nood aan belevingsruimte voor de andere. De uitdaging is groot, immens en wordt bovendien steeds complexer. Niet alleen omwille van de zoektocht naar de juiste plaatsen om dergelijke initiatieven op te starten, maar misschien nog vooral in het zoeken naar draagvlak voor deze initiatieven bij de directe buren en de ruimere buurt. Steeds meer worden immers uitputtende procedureslagen gevoerd om initiatieven uit de “eigen achtertuin” weg te krijgen. Keuzes die bewust worden gemaakt vanuit het beleid komen nadien door een rechterlijke uitspraak toch in het gedrang.

Vraag is hoe we hier in de toekomst mee kunnen of willen omgaan. Moeten we meer inzetten op draagvlakcreatie wanneer dergelijke initiatieven worden uitgedacht? Wellicht kan dit in veel gevallen boze reacties counteren. Neem de buurt mee in het traject, betrek hen, laat hen input geven en mee nadenken over een win-win voor alle partijen. Zal dit in alle gevallen tot succes leiden? Wellicht niet. Dus moeten we misschien dan toch ook op zoek gaan naar andere oplossingen? Oplossingen waarbij de keuzes van het beleid verankerd kunnen worden in (tijdelijke) gewijzigde bestemmingen van terreinen? Oplossingen waarbij het maatschappelijk nut hoger kan worden gewaardeerd dan de stem van één persoon?

Want Café Congé is slechts één voorbeeld van de velen. Of het nu gaat over een zomerbar, de Sinksenfoor of de uitvoering van noodzakelijke infrastructuurwerken, de vraag is en blijft hoe we vermijden dat één tegenstander de overhand krijgt en, ondanks alle positieve stemmen, de wet bepaalt?