“Kansen grijpen om een meer onafhankelijkere koers te varen en Common Ground verder uit te bouwen.”
Sinds 1 oktober 2020 neemt het management van Common Ground het aandeelhouderschap van het bedrijf over. Hella Rogiers, die sinds de opstart van Common Ground in 2011 als director was aangesteld en Steven Michiels, als director aangetrokken sinds 2014, vormen al geruime tijd een tandem in de uitbouw van het bureau. Samen zetten ze al jarenlang de inhoudelijke en operationele lijnen uit van het adviesbureau. Samen verwerven ze nu ook het volle aandeelhouderschap.
De management buy-out volgt 24 maanden nadat Bopro NV het aandeelhouderschap had verworven. Maar de roep “om zelf de stap naar het ondernemerschap te zetten werd te groot.”, bevestigt Steven Michiels.
De nieuwe aandeelhouders danken al hun vorige aandeelhouders voor de kansen die ze hen gegeven hebben om te kunnen groeien. In het bijzonder Peter Garré en Stefaan Martel van Bopro. “Samen met hen hebben we de afgelopen 24 maanden nog verdere stappen kunnen zetten in de professionalisering van de organisatie. Hun blik op de uitbouw van een professionele dienstenorganisatie, hun kennis van de sector en hun visie op duurzaamheid waren een zeer waardevolle periode voor Common Ground”, aldus Steven.
“Bopro wil samen met haar klanten voorloper zijn én blijven in het bieden van robuuste en onderbouwde antwoorden op de toekomstige maatschappelijke uitdagingen waarop ze als vastgoedconsultant en projectontwikkelaar impact heeft. Nu nog meer dan ooit willen wij ons blijven focussen op die (internationale) vastgoedmarkt en integrale gebiedsontwikkelingen. Tegelijk vinden we het als Bopro belangrijk, om ook jonge ondernemers kansen te bieden om hun eigen weg te gaan.”, aldus Peter Garré
“Inhoudelijk voelden we dat we met Common Ground breder inzetten dan gebieds- en vastgoedontwikkelingen. De laatste jaren groeiden we vanuit een eigen dynamiek enorm hard op projecten rond mobiliteits- en infrastructuurvraagstukken. Vandaar dat het goed is dat we nu de kans krijgen om onze eigen koers te varen”, stelt Hella Rogiers.
Beide partijen werken op vandaag nog samen op projecten en sluiten verdere samenwerkingen in de toekomst niet uit. Beide bedrijven delen immers dezelfde visie, namelijk het creëren van een duurzame leefomgeving door in te zetten op impactvolle projecten en duurzame transitieprojecten. Stefaan Martel: “Waar we elkaar kunnen versterken in toekomstige projecten met onze gemeenschappelijke visie, zullen we dat zeker nog doen.”
Beide partijen geven geen financiële details over de overname vrij.
Meer info:
Steven Michiels – Common Ground – +32 477 61 80 60
Katrien De Coster – Bopro – +32 475683548
Over Common Ground:
Common Ground groeide de voorbije jaren uit tot de marktleider in strategische proces- en participatiebegeleiding van ruimtelijke transitieprojecten. Gestoeld op inhoudelijke expertise van een divers team van consultants boekte het bedrijf in de afgelopen jaren vele successen.
Common Ground zet al jaren in op de begeleiding van duurzame transitie van complexe ruimtelijke projecten en doen dit door stakeholders samen te brengen. Als pionier in ruimtelijke co-creatie zorgden zij mee voor een maatschappelijke paradigmashift om meer samenwerkingen tussen (project)actoren op te zetten, het brede publiek te betrekken bij complexe ruimtelijke projecten, en de weg naar duurzame transitie te bevorderen voor complexe infrastructuurprojecten.
Het team van Common Ground was de laatste jaren betrokken in
- enkele grootschalige complexe projecten zoals de overkapping van de Antwerpse ring of de uitbreiding van de luchthaven van Brussels Airport
- de aanleg van de ringbus- en tramprojecten in de Vlaams Rand rond Brussel (Brabantnet) de stad Antwerpen (Livan) en Limburg (Spartacus II)
- complexe beleidsvoorbereidende studies voor lokale, provinciale en regionale overheden op het vlak van mobiliteit (Rekeningrijden, Basisbereikbaarheid, Vervoerregio’s, …), energie- en klimaatadaptatie (Energielandschappen, Waterplannen), omgevingsvraagstukken (Ruimte Rapport Vlaanderen of slimme stad (Smart City Vlaanderen & Brussel)
- de bouw van nieuwe ziekenhuizen (ZNA in Antwerpen, UZ te Gent)
- ontelbare grote en kleine stadsvernieuwingsprojecten in alle centrumsteden en provinciesteden van Vlaanderen; zowel met publieke als private opdrachtgevers
- het tijdelijk herbestemmen van sites zoals 4 Fonteinen in Vilvoorde
Op vandaag is het team betrokken in heel veel relevante en complexe projecten in onder andere stadsontwikkeling, mobiliteit, infrastructuur, smart city en energie. In Vlaanderen en Brussel. Dankzij deze management buy-out zal het management blijven inzetten op het varen van een onafhankelijke koers in de procesbegeleiding van deze complexe projecten.
Financieel en economisch zette het bedrijf steevast in op een duurzame en gestage groei. Waarbij inhoudelijke kwaliteit van de dienstverlening enerzijds en menselijk kapitaal van het team anderzijds de strategische ankerpunten waren. Hierdoor groeide het bedrijf gestaag met groeicijfers van 20% of meer, en verwierf het een unieke positie als dienstverlener in de markt.
Over Bopro:
Bij Bopro werken we aan duurzame ontwikkelingen en vastgoedprojecten in heel Europa.
Elke dag zoeken we naar de gemene deler die nodig is om stedelijke transitie mogelijk te maken.
Elke dag bouwen we inclusieve plekken waar mensen kunnen wonen, werken en ontspannen.
Of het nu over ingenieuze constructies, omvangrijke ontwikkelingsprojecten of complexe stadsvernieuwingsprojecten gaat, de Bopro experts wenden steevast hun kennis en expertise aan op projecten die de mensheid voorbereiden op de uitdagingen van morgen.
Met perfectie als drijfveer implementeren we bij Bopro beproefde methoden en innovatieve technologieën om de wereld waarin toekomstige generaties zullen leven en werken opnieuw vorm te geven. We gebruiken daartoe internationale standaarden zoals Breeam, Well, DGNB en GRI om zodoende bij te dragen tot de realisatie van Sustainable Development Goals van de United Nations.
Elke dag staan we samen met onze klanten voor nieuwe uitdagingen. Ons doel is om steeds opnieuw de juiste economische, sociale en ecologische beslissingen te nemen.
Onze collega’s vormen de basis van onze organisatie. Onze talentgedreven structuur is gebouwd op sterk competentie-management, en voortdurende kennisuitwisseling. Dit maakt het ons mogelijk om de uitdaging waar onze klant voor staat telkens opnieuw om te buigen tot een opportuniteit.
Daarbij garanderen we onze doelstellingen tegenover kwaliteit, timing, budget EN duurzaamheid.
Zorg dragen voor mens en maatschappij daar draait het al meer dan 40 jaar om.
Meer info over Bopro en haar diensten vindt u op bopro.be
Altijd gedacht dat een goed verhaal vertellen het belangrijkste onderdeel was van de communicatie rond een ruimtelijk project? Toch niet. Wie de omgeving echt wil overtuigen, communiceert vlotter al doende. Welkom storydoing.
Voor zowat iedereen die een doelgroep wil overtuigen, is storytelling al sinds mensenheugenis een techniek met een uitstekende reputatie. Bedrijven vertellen graag een merk- of productverhaal om uit te leggen waarom ze hun publiek een stap vooruit kunnen helpen. Verhalen vertellen is geen uitvinding van de 21ste eeuw, maar toch is storytelling de voorbije tien jaar uitgegroeid tot een heuse ‘trend’. Dat is toe te schrijven aan de meer gestructureerde manier waarop marketing- en communicatiespecialisten met storytelling omgaan. Zeker nu bedrijven meer eigen media ter beschikking hebben, is het belang van en het budget voor goede verhalen gestegen.
Wat is storydoing?
Toch is er ook een keerzijde aan de medaille. Een toename van het aantal verhalen, zorgt ervoor dat het publiek ook kritischer naar storytelling kijkt. Is het verhaal realistisch? Verkoopt de storyteller een praatje of meent hij het echt? Tegen die achtergrond is storydoing ontstaan. Dat klinkt opnieuw als een hippe term, maar wel eentje die de ambitie heeft om woorden met daden aan te vullen. Bedrijven vertellen hun verhaal niet alleen, ze brengen het ook zelf zeer actief in de praktijk. We danken de notie van storydoing aan Ty Montague, de oprichter van co:collective en auteur van True Story uit 2013.
Montague omschrijft storydoing als
“an organizing principle for activities throughout the company: new product development, recruiting, compensation, partnerships, as well as any communication that they create. Our hypothesis is that storydoing companies spend fewer dollars on paid media, and the dollars they do spend work harder which makes storydoing companies more efficient.”
Aan dat uitgangspunt koppelt Montague zes basisprincipes voor storydoing:
- Een verhaal hebben.
- Vanuit dat verhaal een ambitie formuleren die verder gaat dan je commerciële ambities.
- Dat verhaal ook scherp positioneren om je zo duidelijk te onderscheiden van andere visies.
- Met je verhaal zet je actie in gang doorheen de hele onderneming (of doorheen een project).
- Enkele acties gelden als ‘icoon’, die helpen om een transformatieproces uit te leggen.
- Mensen van buiten het bedrijf merken dat op en beslissen om zich eveneens te engageren.
De systematiek die Montague beschrijft, maakt duidelijk ruimer gaat dan ‘practice what you preach’. Je zou kunnen zeggen dat een contentmarketingbureau dat zelf zeer uitgekiend content verspreidt via zijn eigen kanalen goed het eigen verhaal in praktijk brengt. De definitie hierboven maakt duidelijk dat storydoing een extra laag nodig heeft. Die laag leunt aan bij wat andere marketingdenkers als ‘purpose’ omschrijven. Een doel, of zelfs bestaansreden, die verder kijkt dan de commerciële targets.
AS Adventure
AS Adventure is een lokaal voorbeeld dat mooi aantoont hoe je met een storydoing een mooi extra niveau op storytelling kan bouwen. De storytelling is al jaren prominent aanwezig in de marketing van de outdoor retailketen. In het wijdverspreide AS Magazine brengt het merk zonder veel zelfpromotie een brede waaier aan verhalen die inhaken op outdoor avontuur. Die lijn trekt het echter net zo goed door in zijn blog, radiocampagnes, e-mailmarketing of zelfs folders. In de storytelling is maatschappelijk verantwoord ondernemen echter een wezenlijk element en net daar schakelt AS Adventure van storytelling naar storydoing.
In de geest van Montague zet het daarbij ook actie in gang doorheen zijn organisatie. Na een reis naar het bergdorp Ayacucho in Peru, haakt stichter en toenmalig eigenaar Emiel Lathouwers zijn wagonnetje vast aan Solid International, een ondernemersinitiatief om de leefomstandigheden in de regio te verbeteren. AS Adventure lanceerde de outdoorlijn Ayacucho en schenkt een deel van de opbrengst aan de ontwikkelingshulp. De collectie begon kleinschalig, later werd het een brede collectie en vandaag is het zelfs de belangrijkste in het aanbod van de retailer. Jaarlijks stuurt AS Adventure een selectie van werknemers en klanten op inleefreis naar Peru, om de maatschappelijke waarde duidelijk te maken. De impact op klant en organisatie is daar al goed voelbaar: het is elk jaar dringen voor een plekje.
Ruimtelijke projecten
Keren we terug van travel en outdoor naar gebiedsmarketing, dan blijkt ook daar dat de systematiek van storydoing zeer goed past bij het mechanisme om al doende te communiceren in het kader van ruimtelijke projecten. Niet enkel omdat ook die projecten doorgaans een uitgesproken purpose hebben: het draait bijvoorbeeld niet enkel om het verkopen van huizen, maar om het revitaliseren van een buurt. Storydoing past hier ook goed bij omdat de techniek ook heel goed aansluit op de principes van influencer marketing. Voor ruimtelijke projecten is het vaak een uitdaging om de complexiteit goed uit te leggen aan alle betrokkenen. Ontwikkelaars en overheden die erin slagen om hun project al doende duidelijk te maken, weten vaak een eerste groep van influencers te engageren. Als zij het verhaal overnemen en zowel vertellen als uitvoeren, dan leg je een eerste heel belangrijke steen bij het ruimer duidelijk maken van wat de meerwaarde is van een project.
Tijdelijk herbestemmen
In die zin zijn tijdelijke herbestemmingen heel vaak een uitmuntend voorbeeld van storydoing. Wie doet aan stadsvernieuwing doet niet enkel de verkoop van vastgoed, maar ook aan het opnieuw leefbaar maken van wijken. Om die purpose te onderbouwen, is het een goed idee om in onbruik geraakte panden of terreinen tijdelijk te herbestemmen. Creatieve projecten of start-ups zorgen voor een nieuwe dynamiek, maar vaak ook voor werkgelegenheid. Bij dergelijke initiatieven toont de creatieve en culturele sector vaak een dichte betrokkenheid.
In Vilvoorde was de Kruitfabriek, samen met de gebouwen van Euroblan, het laatste restant van de industriële activiteit bij het kanaal Brussel-Willebroek. De voormalige fabriek is sinds 2014 een cultuurspot waar artiesten kunnen werken, muzikanten kunnen repeteren, maar waar ook tal van evenementen een plek vinden. Op die manier wordt De Kruitfabriek de motor voor een nieuwe wijk die de komende jaren langs het kanaal moet ontluiken en die wonen en werken in de stad op moderne leest wil schoeien.
Dit en andere voorbeelden illustreren goed waar de toegevoegde waarde zit van de twee aangehaalde kernelementen van storydoing: een trekker als de culturele sector fungeert als influencer die het verhaal achter een project mee uitdraagt. Bovendien doet ze dat niet omdat het leuk is, maar omdat ze ook gelooft in de bestaansreden achter het project. Zo helpen ze ontwikkelaars en overheden om met daden uit te leggen wat ze echt willen bereiken.
In het najaar van 2014 kwam Inge Dorssers aan boord bij Common Ground. Ze had een veeleer strategische achtergrond, maar ervoer al snel dat ‘ruimte maken’ ook creatief werk is. “Je wordt hier als adviseur deel van het creatief proces. Je waakt over de strategie, maar kan ook zeer fijne oplossingen helpen bedenken.”
“De basis van mijn functie als adviseur bij Common Ground is het uistippelen van de strategie, de wijze waarop we het proces kunnen inzetten om ruimtelijke projecten beter te maken. We denken na over de stakeholders die we willen bereiken en de boodschappen die we willen geven. Wat wil je dat mensen met die boodschap doen? Vanuit die denkoefening kom je als vanzelf bij creativiteit terecht. We stellen ons de vraag hoe je de boodschap op een creatieve manier kan brengen. Dat kan gaan over aantrekkelijke visuele elementen (een logo, een mooie huisstijl,…), maar ook over een creatieve actie die de aandacht trekt. Samen met grafische vormgevers en/of een architect ga je concreet aan de slag. Als adviseur word ik echt in het creatieve proces betrokken, je leert out-of-the-box denken.”
Werken met mensen
“Het zijn net die creatieve momenten waarop je veel feedback krijgt van mensen over de inhoudelijke kant van een project. Mensen begrijpen waarom iets moet gebeuren of ze stellen hun visie bij. Dat is het moment waarop je weet dat je het juiste publiek bereikt en dat je bijdraagt tot het project. Creativiteit is het middel om dat te bereiken en ik haal er veel voldoening uit als we die elementen kunnen samenbrengen. Samen met veel verschillende mensen werken aan maatschappelijk relevante projecten, dat zijn elementen die ik bij Common Ground heel sterk heb gevonden.”
Heb je zin om ons team te versterken?
Op 14 en 15 september organiseren wij, samen met ons zusterbedrijf Antenno, onze Attitude Days. De perfecte gelegenheid om elkaar uitgebreid te leren kennen in een leuk kader.
Goesting om er met ons Vollen Bak voor te gaan?
Bekijk onze vacatures bij Common Ground of Antenno, of stuur je CV en motivatiebrief op naar jobs@common-ground.eu. of jobs@antenno.be
In Brasschaat rijpt een ambitieus scholenplan. Twee lagere scholen, een gemeenteschool en een school uit het vrije onderwijsnet, bevinden zich momenteel vlak bij elkaar op nabijgelegen sites. Het grote plan: de site renoveren en ruimte maken voor een nieuwbouw waarin beide scholen met behoud van hun eigenheid samen onderdak vinden. Een opdracht met grote opportuniteiten, maar ook enkele belangrijke uitdagingen. Vroege communicatie en participatie bewezen alvast hun nut.
Twee scholen samenbrengen in een nieuwbouw creëert voor de betrokken partijen enorme kansen. Tegelijk is de impact op de buurt onmiskenbaar: een nieuwbouw, een parochiezaal die verdwijnt, het bos dat er anders kan gaan uitzien. Via een vroeg en open communicatietraject met alle betrokkenen, kregen de ontdekte bezorgdheden een structurele plaats in het verdere traject.
Bezorgdheden ontdekken
Op Vlaams niveau kan dit project in de wijk De Kaart een pilootproject worden met een gemengde financiering. Deels uit subsidies, deels via het op de markt brengen van gronden voor projectontwikkeling. De gemeente Brasschaat was vragende partij om in een vroeg stadium, nog voor de concurrentiedialoogprocedure op gang kwam, inzicht te krijgen in de bezorgdheden van betrokkenen. Dat zijn in de eerste plaats de buurt en de scholengemeenschap (ouders, leerlingen, leerkrachten). Het scholenproject is innovatief in zijn opzet, maar had volgens Common Ground ook baat bij een vroege en open communicatie. Het meest zichtbare element om die bezorgdheden te leren kennen, was een denkdag eind februari. Voordien had zich al een interessant traject ontwikkeld:
- De leerkrachten van de betrokken scholen namen deel aan een workshop. Dat gaf hen de kans om het project in het lessenpakket te integreren, maar bracht ook extra beleving in het traject.
- Common Ground legde haar oor ook te luisteren bij de verenigingen met activiteiten in de parochiezaal die zal verdwijnen.
- Ook in de buurt nam Common Ground interviews af over de bezorgdheden rond de scholengemeenschap en het verenigingsleven.
Denkdag
De informatie die uit deze voorbereiding naar voor kwam, vormde de grondstof voor de denkdag. Infopanelen diepten de belangrijkste thema’s uit en deelnemers ontvingen handige invulboekjes om te participeren.
Resultaten
De denkdag zorgde voor een mondelinge dialoog tussen de buurt, de verenigingen, het beleid, de scholen en Common Ground als onafhankelijke begeleider. De deelnemers gaven hun bekommernissen mee via invulboekjes. Ook de standjes van de verenigingen leverden veel debat op. De verenigingen koppelden daarover terug en gingen zelfs verder. Eén vereniging nam zelf het initiatief om een wijkenquête te ontwikkelen. “Zo merk je dat in een buurt verenigingen mee enthousiast hun schouders onder een initiatief zetten van zodra je hen de juiste impulsen geeft”, zegt Steven Michiels.
Common Ground verwerkte alle input tot een presentatie en een memorandum. Die vonden hun weg naar het schepencollege en de inwoners van Brasschaat (via de gemeentelijke infobrochure). Bovendien krijgt de tekst een rol in de concurrentiedialoogprocedure en zullen voorstellen eraan getoetst worden.
Onze lessen
Het traject dat Common Ground met de wijk De Kaart heeft afgelegd, toont aan hoe je als begeleider ruimte kan creëren voor een – op een aantal vlakken – complex ruimtelijk project. De belangrijkste lessen:
- Vroege en open communicatie met een buurt of gemeenschap rendeert en levert nuttige inzichten op voor het project zelf.
- Het is zeer efficiënt om een lokaal weefsel zelf het debat rond een project te laten opentrekken.
- 500 mensen uit een wijk naar buiten krijgen om te praten over de toekomst van een school, is zonder twijfel een succes.
Steden veranderen constant, maar de klassieke manier van planvorming is nog sterk gebouwd op het ontwikkelen van blijvende invullingen. Tijdens de Plandag 2016 legde Common Ground met deze paper uit wat de meerwaarde kan betekenen van tijdelijke invullingen en van een verruimde planvorming. We zetten in dit blogartikel de belangrijkste punten op een rij.
Ruimte is schaars en de manier waarop we nadenken over het ontwikkelen ervan is tot op vandaag vrij klassiek. Planvormers denken vaak vanuit specifieke behoeften, zoals wonen, wat de kansen van nieuwe frisse ideeën beknot. Deze traditionele planvorming richt zich bovendien op permanentie. Toch kan net het loslaten van die permanentie, interessante inzichten opleveren en oplossingen aanreiken voor ruimtelijke uitdagingen.
Tijdelijke ruimte biedt kansen
Een type ruimte waar nieuwe invalshoeken wel mogelijk zijn, is de tussenruimte. Het gaat om plaatsen (of een netwerk van plaatsen) die tijdelijk buiten gebruik zijn geraakt. Daardoor is deze tussenruimte ook minder gebonden aan strikte afspraken of verwachtingen. De ideale voedingsbodem dus om nieuwe ideeën te testen, maar ook om mensen te activeren en in te schakelen om mee hun stad te ‘hermaken’.
Vaak komen de initiatieven op de tijdelijke ruimte van burgers met een goed netwerk zowel lokaal als bij de overheid. Van daaruit groeien een reeks van kansen en mogelijkheden. In de meest eenvoudige vorm kan een tijdelijke invulling zeer letterlijk een tijdelijke functie hebben, zonder blijvend effect. Het gaat dan echt om een pauze tussen twee functies (tijdelijke plekken worden ook wel eens pauzelandschappen genoemd). Het is echter ook mogelijk dat de tijdelijke invulling uitgroeit tot een langetermijnfunctie, al dan niet op kleinere schaal, maar mogelijk ook met impact op andere bestaande functies op lange termijn.
Verruimd plannen betekent ook een verruimd proces
Projecten die kiezen voor een verruimde manier van plannen, doen dat via een proces dat meer actoren betrekt dan de klassieke planvorming. Eindgebruikers zijn in dit traject meer dan consumenten. Ze beheren, creëren en beslissen mee tijdens of na de bouw- of renovatiefase. Dat maakt van de invulling van de ruimte de gedeelde verantwoordelijkheid van een hele groep diverse actoren die betrokken zijn bij het proces.
Vaak heeft dit proces niet echt een afgebakend eindpunt, maar zoeken planvormers wel naar een zekere houvast. Zo zien we vijf mogelijke momenten waarop planners, beleidsmakers en projectontwikkelaars een bijdrage kunnen leveren voor het proces.
- Ontdek opportuniteiten. Als tijdelijke projecten niet vanzelf ontstaan, bijvoorbeeld op initiatief van nieuwe stadsmakers, kunnen planners, beleidsmakers of projectontwikkelaars dankzij hun kennis van de stad en haar inwoners ook zelf een tijdelijk proces op de rails zetten.
- Verken. Wie kansen in kaart heeft gebracht, kan een platform aanbieden dat de gelegenheid biedt om de mogelijkheden te verkennen. Dit resulteert in een inventaris van kansen en initiatieven.
- Actieve steun. Planners, beleidsmakers en projectontwikkelaars kunnen de gekozen initiatieven steunen met knowhow, financiële middelen of praktische ingrepen. Luister goed naar de behoeften van wie het initiatief invult.
- Evalueer. Laat het project niet vanzelfsprekend en onveranderbaar worden. Durf experimenten te evalueren, verfijnen of indien nodig ook stopzetten of vervangen door nieuwe.
- Verbreed de initiatieven. Planners en beleidsmakers kunnen de initiatieven inbedden in een ruimere planstructuur en plantraditie van een stad. Al betekent verbreden ook: de betrokkenheid van bewoners verhogen via laagdrempelige initiatieven en communicatie.
Nieuwe rollen, nieuwe doelen
In dit verruimde planproces evolueren planners, beleidsmakers en projectontwikkelaars van dienstverlener of ontwerper naar facilitator. Ze zijn gericht op het initiëren en minder op het creëren.
Dat betekent:
– publieke kanalen opzetten waarlangs nieuwe stadsmakers en plaatsen elkaar vinden.
– investeren in een lokaal netwerk om vinger aan de pols te houden.
– één aanspreekpunt aanbieden voor initiatiefnemers.
– eigen communicatiekanalen ter beschikking stellen van de initiatieven.
Gebruikers van hun kanten evolueren van consument naar producent van hun omgeving. En dat kan een blijvend proces worden. Het loslaten van de ambitie om permanente dingen te creëren kan zeer waardevol zijn om los te breken uit een ontwerpkeurslijf en te experimenteren met nieuwe functies, vormen, ontwerpen,… Daarom is het belangrijk om geen eindbestemming te geven aan de invulling. Het proces kan dus opnieuw en opnieuw doorlopen worden in samenwerking met de nieuwe stadmakers.
De volledige paper download je hier.
In grote steden kiezen singles nu al bewust voor heel kleine woningen. Maar hoe zullen ze hun ecologische en financiële keuze toepassen als ze binnenkort een gezin stichten? De oplossing schuilt in een goede aanpak van de plaatsen die ze delen met andere gezinnen.
Microappartementen kennen de meeste Belgen het best dankzij IKEA. De Zweedse meubelretailer toont in zijn winkels graag hoe je alles wat in een flat hoort op nauwelijks twintig of dertig vierkante meter kan combineren. De slimme productpresentatie van IKEA is echter allerminst wereldvreemd. Vooral in de grote en dure steden maakt microwonen opgang. In Manhattan bijvoorbeeld verrijzen momenteel 55 multifunctionele microflats van 25 tot 35 vierkante meter. De flats hebben grote ramen en hoge plafonds, wat veel opbergruimte creëert. New York paste zelfs zijn huisvestingsregels aan om voor het eerst wooneenheden van minder dan 122 vierkante meter toe te laten. De toekomstige huurders zullen maandelijks ongeveer 3.000 dollar neertellen.
Dat steden ruimte willen vrijmaken voor microwonen is geen verrassing. Een project zoals My Micro NY mikt op singles of jonge mensen voor wie een plek in de stad niet altijd betaalbaar is. “Succesvolle steden hebben gemeen dat ze erin slagen jonge en creatieve mensen aan te trekken en te behouden”, vertelde stadswetenschapper Kent Larson (MIT) daarover in een interview met Trends. “Het zadelt die steden ook op met een gemeenschappelijke uitdaging: verdringing. Een succesvolle stad wordt al gauw onbetaalbaar voor nieuwe, jonge creatievelingen. Hoe kunnen we verhinderen dat sociaal en economisch zwakkeren en oudere mensen in de succesvolle stad aan de kant worden geschoven? Huisvesting is heel vaak een van de grote besognes en prioriteiten van burgemeesters van succesvolle steden.” Nieuwbouwappartementen hebben in ons land gemiddeld een oppervlakte van 85 vierkante meter. Recent gaven de projectontwikkelaars te kennen dat dit cijfer voor hun part gerust tot 75 vierkante meter mag dalen. Zij zien jongeren en singles nog te vaak afhaken omdat ze geen lening krijgen. En dus luidt de redenering: een flat die tien procent kleiner is, is ook tien procent goedkoper. De private en de publieke spelers in ons land lijken het overigens goed met elkaar te kunnen vinden als het aankomt op kleiner wonen. “Dat was een opmerkelijke vaststelling op VastgoedEvent Gent 2015”, zegt Hella Rogiers, directeur van Common Ground, een specialist in de begeleiding van ruimtelijke projecten. “Publieke en private spelers vinden elkaar vanuit duurzaam ruimtegebruik, maar ook vanuit het relatief hoge financiële plaatje van stadsontwikkeling.”
Niet enkel voor singles
Tijd voor nuance nummer één: voor het verlies aan oppervlakte bestaan oplossingen, zoals meer gemeenschappelijke faciliteiten. Kent Larson trekt het probleem in dat kader meteen open naar andere leeftijden. Niet onlogisch omdat bijvoorbeeld ouderen ook vaak het budget ontberen om in de stad te blijven. Of babyboomers zich afvragen wat ze met die grote villa moeten aanvangen nu de kinderen de deur uit zijn. Maar ook in de manier waarop ontwikkelaars microwonen invullen, zit een verband. “Een erg belangrijk aspect van microwonen zijn de gemeenschappelijke publieke ruimtes”, zegt Joeri Van den Bergh, oprichter en NextGen-expert van het onderzoeksbureaus InSites. “In het microconcept staat het delen van faciliteiten centraal.” Bij zowel singles als ouderen zijn gemeenschappelijke plaatsen, ook wel derde plekken genoemd, een belangrijk element (een huis is de eerste plek, het werk de tweede). Het maakt bepaalde functies in het appartement overbodig en het bevordert het sociaal contact. “My Micro NY in Manhatten biedt een grote ontmoetingsplaats, een café, een grote daktuin, een gemeenschappelijke wasruimte, een fietsenstalling en een fitnessruimte. Ook in andere steden zoals Seattle, Tokio, Shanghai, Londen en Warshau lopen experimenten met miniflats”, aldus Van den Bergh.
Nuance nummer twee: kleiner wonen is niet enkel een verhaal van centen. Het zou fout zijn om de voorkeur van jongeren voor microwonen enkel als een financiële keuze af te doen. De in de jaren ’90 geboren jongeren willen gewoon ook anders wonen dan hun ouders. Het mag slim, klein en ecologisch. Een kleinere woonst betekent minder onderhoud, minder verbruik en een kleinere voetafdruk. Dat zijn voorkeuren die deze generatie zullen blijven typeren en die ze niet zomaar aan kant zullen schuiven als ze de status van single vaarwel zeggen. Voor de nabije toekomst stelt zich dus de pertinente vraag hoe de gezinnen van de millennials kleiner zullen gaan wonen. Het antwoord is vandaag zeker nog niet pasklaar, maar vertoont wel gelijkenissen met de microflats voor singles. Ten eerste omdat ook de gezinnen anders zullen gaan denken over hoe de architectuur van hun woning eruit moet zien. Volgens Kent Larson gaat het klassieke kamerdenken op de schop. “Dat past niet in een heel beperkte ruimte”, zegt hij. “De enige manier om een heel kleine ruimte leefbaar te houden, is ervoor te zorgen dat ze kan transformeren. Het idee is simpel. In plaats van de woonkamer en de slaapkamer naast elkaar te plaatsen, combineren we ze. Dat doen we met een technologie die toelaat heel zware dingen te verplaatsen zonder zware inspanningen. In een mum van tijd verander je de woonkamer in een slaapkamer.” Larson trekt het transformeren door naar andere ruimtes en ziet ook eetkamers vlot in een knap kantoor veranderen. De meerkost voor de al beschikbare technologie om zoiets te realiseren, wegen volgens hem ook niet op tegen de latere bouwkosten. Het systeem kan werken in de microflats, maar net zo goed in gezinswoonsten.
Derde plekken worden luxe
Ondanks het feit dat een gezinswoonst door al dat transformeren al heel wat meer functies zal samenbrengen, is de kans daarnaast groot dat de toekomstige gezinnen belang zullen blijven hechten aan derde plekken. Voor de functies die in die kleinere woning geen plaats vinden, maar ook omdat ze door het microwonen als single de meerwaarde van derde plekken zijn gaan inzien. Luxe van een woning zal zich niet langer beperken tot de woning zelf, maar ook tot de aanwezigheid van gemeenschappelijke tuinen, een fitnesscentrum, een lounge of een bioscoopzaal in de buurt van een woonproject. Althans, zo ziet het plaatje er nu uit bij de microflats voor singles, maar bij gezinnen is het uitdokteren van goede voorzieningen complexer.
Wat singles willen delen, valt nog vrij eenduidig in te schatten. Maar gezinnen verenigen vier tot zes verschillende levensstijlen en –ritmes. De ervaring die de voorbije decennia werd opgedaan met cohousing projecten is in die zin heel relevant. Cohousing of samenhuizen ontstond in de jaren ’70 in Denemarken. Een project verzamelt in een wijk kleinere huizen in combinatie met bijvoorbeeld een gemeenschapshuis, waar ruimte is voor een gemeenschappelijke keuken, eet- en wasplaats, maar bijvoorbeeld ook speel- of tv-zalen. In Europa duikt cohousing het meest op in Denemarken, Zweden, Duitsland en Nederland. Ook in ons land stijgt het aantal projecten en geeft onderzoek aan dat 20% van de gezinnen interesse toont. Het groeipotentieel is dus nog groot, maar het is niet meteen duidelijk waar de niet-geïnteresseerde gezinnen op afknappen. Vaak start een project vanuit een bottom-up dynamiek, waarbij gezinnen samen grond aankopen en een project op de rails zetten. De dynamiek om woonfuncties te delen, zit zo in de kiem van het project. Gaat het meer top-down en kennen de gezinnen elkaar niet meteen, dan kan het minder evident lijken om voor de sterke gemeenschappelijke benadering van cohousing te kiezen.
Buiten het project denken
De kans is groot dat de millennials eens ze een gezin starten opener zullen staan voor gemeenschappelijk wonen, maar het is ook waarschijnlijk dat ze daarbij out-of-the box zullen denken. De sharing economy heeft los van het woonvraagstuk vandaag al interessante vormen aangenomen, denk maar aan platformen als Peerby. De nieuwe generatie zal een derde plek dan ook ruimer zien dan een gemeenschappelijke ruimte voor eten, wassen of tv-kijken. “We zullen een toename zien van derde plekken: om te werken, om samen een auto te stallen of zelfs een gezamenlijk kluskot”, zegt Hella Rogiers, directeur van Common Ground. “Je merkt dat nu al aan de manier waarop bijvoorbeeld een bibliotheek is geëvolueerd tot een derde plek waar studenten samen blokken.” Vanuit die vaststelling rijst de vraag of het nog wel nuttig om derde plekken per definitie binnen een woonproject te voorzien. “Het is prima als het in de ontwikkeling een project kan”, zegt Rogiers, “maar het kan inderdaad even goed erbuiten. Kijk eerst of er derde plekken beschikbaar zijn en wat je echt in een project wil, denk maar aan een gesloten speeltuin. Andere plekken zoals een koffiebar kan je ook drie straten verderop ontwikkelen. Als de nodige derde plekken al openbaar beschikbaar zijn, is het vooral zaak om ze op ruimere schaal te laten functioneren. Ze moeten complementair met de buurt kunnen zijn.”
De nieuwe generatie gezinnen zal sowieso op zoek gaan naar plaatsen waar de mogelijkheid bestaat om woonfuncties te delen. Daar schuilt een extra troef, want de huidige cohousing houdt vaak ook bepaalde afspraken in, zoals koken voor de hele groep gezinnen. “Moderne projecten voor gezinnen zullen ruimtes creëren die quasi gratis en beschikbaar zijn, maar zonder verplichtingen”, aldus Hella Rogiers. “Gezinnen zullen op basis van hun eigen levensstijl kunnen kiezen wat ze wel en niet gemeenschappelijk doen. Je laat het gezin de flexibiliteit en faciliteert de derde plekken, zelfs als die niet in het project zitten. Dat systeem kan een grotere groep gezinnen tot kleiner en gemeenschappelijk wonen bewegen. En dat is nodig als we de trend om kleiner te wonen niet enkel tot Londen of New York willen beperken.”
Het maatschappelijk debat over onze publieke ruimte laait weer hoog op. Nu is het Geert Noels die de stok in het hoenderhok gooit. Als econoom scherp uithalen naar de uitbreidingsplannen en tewerkstellingsambities van Essers. Faut le faire! Opnieuw een teken aan de wand dat projecten altijd rekening moeten houden met de maatschappelijke impact. Ook Caroline Ven van Etion roept bedrijven op om bewuster om te gaan met de maatschappelijke impact van de projecten die ze willen realiseren.
Een pleidooi dat wij met Common Ground al vijf jaar van onderuit opbouwen. Als missionarissen zijn we destijds begonnen. Het belang van de sociale complexiteit in ruimtelijke projecten op de kaart zetten? Iedereen omschreef het destijds als communicatie. Later kwamen de termen participatie en stakeholdermanagement ook op tafel. Procesbegeleiding wordt het ook al eens genoemd. Momenteel is zo ‘bon ton’ geworden om deze termen bijna gratuit in de mond te nemen.
Maar kunnen we het inhoudelijke debat over de sociale complexiteit dan toch even met de nodige ‘serieux’ ter harte nemen? Vroeg communiceren om mensen goed te informeren, is niet hetzelfde als (schijn)participatie. Informeren is niet hetzelfde als draagvlak zoeken. Wervend communiceren vraagt een andere aanpak dan alle actoren op één lijn te krijgen. En de juiste nuances in het maatschappelijk debat van voor- én tegenstand brengen, is uitdaging voor elk project op zich.
Waarom vinden we het een evidentie om technische studiebureaus aan te stellen? Om een batterij aan ingenieurs, fiscale en juridisch experten in te schakelen bij de projectdefinities en de uitwerking van grote infrastructuur- of stadsvernieuwingsprojecten? Als we het maatschappelijk debat efficiënt wil voeren, moet het net zo evident worden om ook advies over de sociale complexiteit tijdig in de projectdefinities te betrekken.
Van bij de opstart proactief nadenken hoe we een ‘win-win’ kunnen creëren voor alle betrokken partners; beleidsmakers, private investeerders, de buurt én maatschappij. Is dat niet evenveel waard als een correcte technische berekening over de ‘draagkracht’ van een project?
Kijk maar eens naar hoe vlot en kwaliteitsvol dergelijke stadsvernieuwingsprojecten wel gerealiseerd kunnen worden. Het is een samenspel van ruimtelijke, economische en sociologische inzichten die veel beter op elkaar worden afgestemd.
Steven Michiels is director bij Common Ground, een cross-disciplinair adviesbureau gespecialiseerd in ruimtelijke projecten.
Het klimaatakkoord waarachter de 195 deelnemende landen zich schaarden in Parijs op 12 december, is al uitgebreid geprezen. Minder bekend is de onderhandelingstechniek die een sleutelrol toebedeeld kreeg tijdens de conferentie, en die aan de basis ligt van het succes: de indaba, een Zuid-Afrikaanse consultatiemethode die door Zulu- en Xhosa-stammen werd gebruikt om in complexe situaties tot een consensus te komen, maar die ook in Vlaanderen zijn nut kan bewijzen. Dat suggereert Walter Zinzen althans in zijn artikel “indaba op zijn Vlaams” (DS 18 december).
De indaba kan vooral een meerwaarde betekenen in een context waar heel veel partijen tot een compromis moet komen. Op de Parijse klimaatconferentie werd de indaba in de slotfase gebruikt, op het moment dat de kloof tussen de standpunten van een aantal partijen nog onoverbrugbaar leek.
Bij een indaba wordt elke partij aangemoedigd om zeer vrijuit te spreken: ze moet haar breekpunten benoemen, en aangeven rond welke punten ze wél bereid is compromissen te sluiten. Van daaruit wordt de “common ground” gezocht tussen alle standpunten. Indaba’s zijn doeltreffend, omdat betrokken partijen uit hun spelletjes tactisch onderhandelen gehaald worden en volledig open kaart moeten spelen.
Bij Common Ground was het de eerste keer dat we hoorden van de indaba. Toch klinkt de beschrijving van de methode niet helemaal onbekend. Zonder het zo te benoemen, passen wij de techniek in veel van onze projecten toe: we starten vaak met diepte-interviews en 1-op-1 gesprekken, om – als neutrale tussenpersoon – zicht te krijgen op de noden en belangen van alle betrokken stakeholders. Ook in het kader van het intendantschap voor de overkapping van de Antwerpse ring, waar Common Ground het communicatieluik voor zijn rekening neemt, vormen bilaterale gesprekken met verschillende (groepen van) stakeholders het startpunt om op zoek te gaan naar de gedeelde waarden. “Aan de 21e eeuw aangepaste indaba’s”, noemt Zinzen het.
De techniek leidde alvast tot een akkoord over de toekomst van de planeet. Zinzen suggereert dat de indaba ook in andere complexe dossiers diezelfde glansrol kan vervullen. Niet onterecht: zouden verschillende débâcles en patstellingen waarover de kranten uitgebreid berichten, geen succesvoller einde kennen mocht er wat meer ingezet worden op het aanknopen en openhouden van de dialoog met alle betrokkenen? Het is het experiment waard, lijkt ons: misschien moeten we in 2016 met zijn allen wat vaker aan de slag met de indaba. Een voornemen van formaat bij de start van dit nieuwe jaar. Happy indaba!
Bronnen:
Indaba op zijn Vlaams – Walter Zinzen (De Standaard, 18 september 2015)
Heeft een Zuid-Afrikaanse overlegtechniek de aarde gered? Interview met Professor Dirk Van Poucke, UGent (Radio 1, 16 september 2015)
This simple negociation tactic brought 195 countries to consensus – Akshat Rathi (Quartz, 12 december 2015)
Het zou een fijne quizvraag kunnen zijn: wat hebben komiek Wouter Deprez en acteur/politicus Arnold Schwarzenegger gemeen? Op het eerste zicht niet bijster veel, maar toch hebben ze dit najaar een gelijkaardige prestatie neergezet. Op een heldere en onderbouwde manier hebben beide heren immers een moeilijk milieudossier verstaanbaar gemaakt voor een groot publiek. Kunnen ze dat omdat ze bekend zijn? Ja, maar dat is lang niet de enige reden van hun succes.
Wouter Deprez deed het met het Vlaamse beleid inzake bebossing, Arnold Schwarzenegger met de Amerikaanse visie op de klimaatproblematiek. Twee verhalen die zich om weliswaar verschillende redenen moeilijk laten uitleggen. In tegenstelling tot de stoet wetenschappers met knappe bewijzen die hen voorgingen, kregen zij echter wel gehoor en gevolg. Deprez pende met succes veel gedeelde Facebookposts en slaagde erin om zelfs technische materie (zoals de vraag welke procedure een overheid moet volgen als een bedrijf een bos wil kappen) boeiend en onderbouwd op nationale televisie uit de doeken te doen.
‘Ahnuld’ van zijn kant besloot op te tornen tegen de meer dan 30% Amerikanen die de klimaatopwarming maar quatsch vinden. In de stijl van de Griekse filosofen vuurde hij in de publieke discussieruimte drie vragen af waar Amerikanen toch even moesten bij stil staan. Geen emissiewaarden, geen berekening van de opwarming tegen het einde van de eeuw, maar gewoon heldere logica van een ex-gouverneur uit een politieke partij die niet meteen als super-ecologisch te boek staat. Deprez en Schwarzenegger kunnen los van hun aantal volgers of shares op sociale media ook micro- en macroresultaten voorleggen. In Vlaanderen kwam bijvoorbeeld beweging in het Boscompensatiefonds. En de klimaattop in Parijs heeft een akkoord gebaard dat ondanks de gebreken en onder andere met dank aan een constructieve Amerikaanse president toch ook enkele mooie elementen bevat. Niet alleen dankzij Wouter en Arnold, maar de rol van mensen die de massa helder doen kijken is groot. Omdat ze bekend zijn? Neen, er zijn ook andere redenen.
-
Zorg voor goede dossierkennis
Wouter Deprez is van zijn eerste tot zijn laatste Facebookpost en in alle media-optredens in het bosdossier geloofwaardig gebleken. Zijn visie op de uitbreiding van Essers berust op dossierkennis. Hij bleef zijn overtuiging steeds rustig en onderbouwd naar voor brengen en liet zich op geen enkele uitschuiver betrappen. Idem voor Schwarzenegger. Hij duikt op in Parijs, brengt een helder verhaal en laat zich door niemand uit zijn lood slaan.
-
Onafhankelijkheid is key
Schwarzenegger kan je ook moeilijk opportunisme verwijten. Zijn partij is zeer kritisch voor de toegevingen die Obama in Parijs deed, wat betekent dat de Terminator per definitie een deel van zijn achterban schoffeert. Wouter Deprez rust eveneens op ongebondenheid. Hij spreekt niet namens Groen of Natuurpunt. Deprez liet zich niet recupereren en dat maakt zijn pleidooi sterker en zijn aanhang groter. Het leverde hem het etiket van groene Robin Hood op, maar het maakt het ook moeilijk om hem aan te vallen. Een bekende maar individuele stem met een pertinente en goed geformuleerde kritiek is een moeilijk doelwit.
-
Spreek een breed publiek aan
Zowel Deprez als Schwarzenegger scoren bij een groot publiek. De cijfers spreken mee: als een Facebookpost in Vlaanderen 14.000 keer wordt gedeeld, ligt dat heus niet aan een kleine hype bij slechts een fractie van de bevolking. Een filmster die op een internationale top opduikt, doet dat omdat hij weet dat de mondiale camera’s hem om zijn mening zullen vragen. Dat resulteert niet in één niche, maar in een groot publiek dat toelaat om kritiek wijd te verspreiden.
-
Communiceer glashelder
Beide heren zijn meester-communicators. Schwarzenegger wist lang geleden al dat een simpele frase als ‘I’ll be back’ voor het leven zou zijn, Wouter Deprez heeft in zijn shows altijd van eenvoud en duidelijkheid gehouden. En hij beheerst niet enkel het gesproken woord. Hij had al enkele fijne boekjes gepubliceerd waarin hij brieven schrijft aan zijn zoon. Maar dit was toch wel van een andere orde: de Facebookposts van Deprez zijn scherp en toch genuanceerd, helder maar met toch voldoende zin voor diepgang. Waar mogelijk hanteert hij humor, waar nodig is hij streng. Stijl, taal en spelling zijn puik.
Last but not least hebben beide heren zich geëngageerd in dossiers waar je in essentie niet kan tegen zijn. Weinigen zijn tegen ‘meer bos’ of tegen ‘het redden van de planeet’. We kijken uit naar de eerste bekende persoon die zich achter een dossier plaatst waar er naast voordelen ook een aantal nadelen aan verbonden zijn.
De Morgen – 26 Jun. 2015
Power to the people. Een thuisblijfstatuut, een vraag om meer knutselleerkrachten: het volk loste de afgelopen weken op de radio bij BEL10 tal van ideeën voor een betere wereld. Intussen is burgercollectief Ringland bijna eigenhandig de Antwerpse ring aan het overkappen. Wat de overheid niet voor elkaar krijgt, doen we vandaag gewoon zelf.
Geef ons onze sterren terug.” De schrijver in kwestie is ongerust dat ook de sterrenhemel dreigt te verdwijnen achter een dikke laag vuile lucht en uit zijn bezorgdheid hierover op de website van BEL10. Het pop-upcafé van Radio 1 gaf de modale burger twee weken de ruimte om voorstellen te spuien over mobiliteit, milieu, zorg en andere prangende maatschappelijke thema’s.
Hoe de redding van de sterrenhemel er precies moet uitzien, blijft eerder onduidelijk. Concreter en meer onderbouwd is de vraag om meer ICT-leerkrachten op de lagereschool of een verplichte ICT-scan voor KMO’s. Er is de roep naar zinvolle activiteiten voor gehandicapte volwassenen. Het voorstel om het opsplitsen van grote woningen eenvoudiger te maken, om zo alternatieve woonvormen te stimuleren. En nog: schaf de bedrijfswagen af, trek de lonen op en pimp het openbaar vervoer tot een sexy alternatief.
Op het einde van elke uitzending worden de ideeën voorgelegd aan politici. Goed idee, zeggen die dan vaak. En dat ze er min of meer mee bezig zijn. Meestal zien ze toch ook best wat praktische bezwaren.
Of BEL10 hiermee de wereld ingrijpend gaat veranderen, valt dus nog even af te wachten. Feit is dat al ruim 1.300 luisteraars de moeite deden om een voorstel in te dienen. Nadat de consument zich mocht laten horen bij Peeters & Pichal, spreekt nu de burger.
Net zoals het G1000-experiment van David Van Reybroeck evenmin tot revolutionaire omwentelingen leidde, maar wel vlotjes media- aandacht naar zich toe wist te zuigen en voldoende deelnemers vond om zich te wagen aan een democratisch experiment. Hart boven Hard, dat zich manifesteert als (vooralsnog vaag) alternatief voor een rechts beleid, lokte zelfs op een druilerige dag bijna 20.000 man naar Brussel.
In Antwerpen groeien ondertussen de twijfels over de levensvatbaarheid van de Oosterweelverbinding, terwijl Ringland, een burgercollectief dat ijvert voor de overkapping van de Antwerpse ring, zich vrijwel incontournable heeft gemaakt. Het moge duidelijk zijn: de burger heeft een mening en wil gehoord worden.
Gefrustreerde burgers
Burgerparticipatie heet dat met een duur woord, en de wortels daarvan liggen volgens politicoloog Dave Sinardet (VUB) bij Zwarte Zondag, de verkiezingsslag van 1991 waarbij het Vlaams Blok een historische doorbraak forceerde. Analisten hadden het toen over de fameuze kloof tussen burger en politiek. “Dat gat moest gedicht worden, de burger meer betrokken bij het beleid”, vertelt Sinardet. Veel hoeft u zich daar niet bij voor te stellen: een info-moment hier, een consultatieronde daar. Voorlopig overstijgt dit soort inspraakmomenten zelden kleine dossiers, zoals de aanleg van een nieuw plein.
Maar de burger, die wil meer. “Ringland is geen verzameling burgers met wat vage ideeën. Ze hebben stappen gezet die je van een overheid of een politieke partij zou verwachten: welke problemen zijn er? Hoe hebben ze dat in het buitenland opgelost? Wat zijn de laatste evoluties? Wie kan dat voor ons onderzoeken?”, merkt Sinardet op. Het collectief verzamelde daarvoor vlotjes 100.000 euro via crowdfunding, klopte – voor een prijsje – aan bij een handvol gerenommeerde studiebureau’s voor de concrete uitwerking van hun plannen en organiseert uitverkochte colloquia en dit weekend een festival.
”Dat Ringland zo’n breed draagvlak heeft verbaast me niet”, zegt Sinardet nog. “De Antwerpenaren willen een positief verhaal, een stad die vooruit gaat. Daar blijft het stadsbestuur in gebreke. Er is geen groots project dat doet dromen.”
Hella Rogiers van Common Ground, gespecialiseerd in communicatie over ruimtelijke projecten, heeft het ook opgemerkt: “Actiecomités waren vroeger vooral tégen iets, aangespoord door het NIMBY-denken (not in my backyard, LB). Vandaag zetten ze een stap verder en komen ze zelf met positieve voorstellen. Natuurlijk is Ringland tegen bepaalde pistes die nu op tafel liggen, maar ze brengen een uitgewerkt en positief alternatief.”
Wantrouwen is niet het juiste woord, vindt Sinardet. Maar als het burgerinitiatief de wind in de zeilen heeft, dan betekent dat wel dat the powers that be – denk niet alleen aan overheden, maar ook aan de klassieke zuilen – steken laat vallen, die gefrustreerde burgers noodgedwongen zelf oprapen. Als Gentenaren zelf leefstraten organiseren waar auto’s geweerd worden en kinderen op straat spelen (DM 18/6), dan valt te argumenteren dat de stad ze vooral moet laten doen. Als burgers zelf mobiliteitsplannen uitwerken, dan ligt dat toch anders.
Sinardet: “De politiek slaagt er duidelijk niet in bepaalde verwachtingen in te lossen. Misschien onderschatten politici hun kiezers, denken ze dat die enkel te paaien zijn met belastingverlaging en niet mogen geambeteerd worden met thema’s als armoede of milieu.”
Terwijl duurzaamheid bij uitstek zo’n gat is waar misnoegde, maar ook geëngageerde burgers dan maar zelf in springen. Denk maar aan de klimaatzaak – hier speelt duidelijk wel een gebrek aan vertrouwen – waarbij een tiental bekende Vlamingen de Belgische overheden in gebreke stellen omdat die te weinig zouden doen tegen de klimaatverandering. Ruim 9.000 mensen hebben zich daarbij aangesloten.
In Nederland boomt het aantal coöperaties, waarbij burgers samenwerken om bijvoorbeeld met honden bejaardehuizen te bezoeken, met dorpsgenoten de lokale hoogbejaarden te ondersteunen zodat die in het dorp kunnen blijven wonen of om samen afgeschreven windmolens te vervangen.
Econoom Geert Noels heeft ook nog een voorbeeld. “Ken je die jongen die een oplossing heeft gevonden tegen plastic soep?” Hij doelt op de piepjonge Nederlander Boyan Slat (20), die de media haalde met een drijvende installatie om plastiek uit de vervuilde oceanen te halen. Crowdfunding leverde hem ruim 1,8 miljoen euro op, volgend jaar gaat The Ocean Cleanup proefdraaien voor de kust van Tsushima, een Japanse eilandengroep. “Slat raakt aan wat mensen interesseert”, zegt Noels.
Megafoon
Dat politici niet altijd goed zien waar de gaten vallen, bleek eind 2013 in Kortrijk. Daar werd toen een peiling georganiseerd naar de bekommernissen van het volk. “De resultaten waren erg verrassend”, zo zei burgemeester Vincent Van Quickenborne (Open Vld) toen in De Morgen. Want wat bleek? Armoedebestrijding hoorde bij de top drie van burgerbezorgdheden, terwijl het geen prioriteit van het stadsbestuur was. “Op basis van die uitkomst hebben we een armoedeplan opgesteld en beslist het OCMW meer middelen te geven”, zegt Van Quickenborne.
Het groeiende activisme wordt nog aangewakkerd door een nieuwe demografische evolutie: een leger aan hoogopgeleide, mondige jonggepensioneerden. “Ze zijn actief en hebben tijd”, vertelt Wouter Van Dooren, die aan de Universiteit Antwerpen burgerbewegingen als Ringland en Ademloos volgt.
Volgens hem manifesteren die jonggepensioneerden – of mensen die het einde van hun loopbaan naderen en het alvast wat rustiger doen – zich als een nieuwe politieke macht. “Aan hun carrière hebben ze kennis en een netwerk overgehouden Ze kennen de ins and outs van de politiek, weten wat hun rechten en plichten zijn en pakken het professioneel aan.” Daar komt bij dat ze zich gesteund voelen door jonge gezinnen en de generaties daarna. “Hun belangen zijn heel concreet: de wijk, de school, hun gezin.”
Tussen haakjes: dit betekent niet dat jonge mensen zich niet engageren “Een speelstraat is relatief makkelijk te organiseren, daar zie je jonge mensen wel mee de kar trekken. Maar hun tijd is doorgaans beperkt. Ze haken pas in bij grote projecten als ze in een bestaande structuur kunnen stappen.”
Bovendien heeft de burger tegenwoordig een enorme megafoon ter beschikking: sociale media. Waar gelijkgestemde zielen zich vroeger verenigden in een vakbond of mutualiteit, volstaat tegenwoordig een Facebookgroep om snel een kritische massa te verzamelen.
Wat Noels betreft, moet de democratische impact van sociale media niet onderdoen voor Gutenberg en zijn boekdrukkunst. “Ik hecht enorm veel belang aan die verbindende kracht van sociale media. Mensen wier stem voorheen niet gehoord werd, kunnen zich nu vlot uitdrukken en medestanders verzamelen”, zegt Noels. “Met Ringland werd in het begin ook gelachen. Het waren toch maar likes? Maar een voorstel dat online zo veel interesse wekt, kan niet langer zomaar weggezet worden als het zoveelste onnozele idee. Daarin schuilt een enorme democratische kracht.”
Facebook en co. zijn bovendien ook ideaal om snel informatie uit te wisselen, om de klassieke kanalen heen. Als FM Brussel vandaag – voorlopig – nog bestaat, dan is dat vooral te danken aan het massale protest van de radioluisterende Brusselaar, die zich luidkeels roerde op het internet en via sociale media razendsnel informatie deelden en verspreidden.
Wie zijn zegje wil doen, heeft dus de omstandigheden mee. En toch. Het mag dan wel bon ton zijn om op café uit te pakken met je heldhaftige strijd voor een nieuw buurtpark, het blijft vooralsnog kleinschalig en weggelegd voor de happy few: hoogopgeleide autochtonen, die veelal in de stad wonen.
Chaos
Hella Rogiers is alvast optimistisch: “Kijk naar Oosterweel of Uplace: zonder draagvlak lukt het niet meer.” Wat dat eerste betreft, dwongen de Antwerpenaren een referendum af. Ze eisten meer inspraak dan wat hen via de officiële procedures gegund werd.
Welkom in de 21ste eeuw, zegt Noels daarover: “Oosterweel is een typisch top-down-project, dat de mensen zonder overleg in de strot geramd werd. De tijd van pure machtsconcentratie is voorbij. Ringland, dat van onder uit aan een breed draagvlak heeft gewerkt, heeft dat goed gezien.”
Maar reële participatie, waarbij burgers mee aan de tekentafel zitten, dat is er nog lang niet. Sinardet: “Nog al te vaak wordt participatie instrumenteel ingezet, door politici die een bepaald beleid willen uitrollen maar vrezen voor problemen als ze de beslissing alleen nemen. Inspraakmomenten worden dan handig gebruikt om de eigen besluitvorming makkelijker door te duwen.”
Koudwatervrees, stelt Rogiers vast. “Grote projecten zijn een complexe samenwerking tussen overheden en privépartners, met strikte procedures. De angst bestaat dat het in complete chaos ontaardt als ze ook nog eens moeten rekening houden met menselijke bezwaren.”
Voor de goede orde: de geesten rijpen, ook in het politieke veld. Natuurlijk zijn er overtuigde tegenstanders van referenda en actiegroepen, zoals Marc Van Peel (CD&V) in Antwerpen, of Jan Peumans (N-VA), die bij BEL10 liet weten dat hij het systeem van verkozen politici die het volk vertegenwoordigen, prima vindt.
Tegenover die klassieke politieke cultuur staan de believers, zoals Willem-Frederik Schiltz (Open Vld), die anderhalf jaar geleden de burgerbegroting introduceerde in het district Antwerpen. De inwoners mogen mee beslissen over 10 procent van het budget, ongeveer 1 miljoen euro. “De geesten rijpen. Ik kan me voorstellen dat Antwerpen het Oosterweeldossier vandaag, als het het kon overdoen, toch anders zou aanpakken”, meent Sinardet.
Rogiers: “Mijn advies: het kost inderdaad veel tijd en moeite om burgers echt te betrekken, maar je verdient het later dubbel en dik terug. Wat mij betreft mogen haalbaarheidsstudies zich niet beperken tot technische of juridische aspecten, maar moet er ook gekeken worden naar het draagvlak.”
Noels is ervan overtuigd dat burgerparticipatie wel degelijk het niveau van het buurtpark kan overstijgen. “Goede ideeën die transparant aan de man worden gebracht, kunnen grote bewegingen in gang zetten. Kijk maar naar die jongen met zijn plastic soep.” Hij droomt dan ook van het Zwitsers model, dat naar zijn smaak volwassen en evenwichtig omgaat met referenda. “Op termijn hoort zoiets absoluut bij een gezonde democratie.”
Natuurlijk zal het soms spannen, en wordt het zoeken naar wat wel en niet werkt. Maar dat het kan, zo bewijzen IJsland en Noord-Ierland. Het eerste eiland betrok in 2009 1.500 willekeurige burgers bij – jawel – een grondswetswijziging, het laatste bracht katholieke en protestantse burgers samen om een aantal onderwijskwesties uit te klaren.
Sinardet: “Burgers gaan soms op een verfrissende manier om met problemen. Ze staan los van de structuren, conflictlogica en oude patronen waarin klassieke partijen verstrikt zitten. Ik stel vast dat het burgerpanel van BEL10 in amper twee uur tijd een oplossing heeft gevonden voor de bedrijfswagens, een probleem waar we maar niet van af geraken. Misschien zien ze het ietwat simplistisch, maar toch.”
LOTTE BECKERS
Copyright © 2015 De Persgroep Publishing. Alle rechten voorbehouden
blog door Inge Dorssers / foto door Lucia Coenen
2 juli 2015, de rechtbank van Dendermonde beslist dat Café Congé, een initiatief van vzw Bongito, moet sluiten. Voor het vijfde jaar op rij opende deze zomerbar zijn deuren in de tuin van de Salons voor Schone Kunsten in Sint-Niklaas. Een aantrekkelijk concept dat gesmaakt wordt door jong en oud. Een grote en veilige tuin om in te spelen en te ravotten, een zomers drankje te nuttigen of een hapje te eten onder de bomen.
Maar nu is het einde in zicht. De organisatoren kregen van de rechter nog 10 dagen, en dan is het gedaan. Definitief. De reacties liegen er niet om, Café Congé zal gemist worden door de Sint-Niklazenaar.
Als inwoner van Sint-Niklaas ben ik natuurlijk persoonlijk betrokken. Ook wij genoten eerder deze week nog van de gezellige en gemoedelijke sfeer van Café Congé. Met ons drietjes, van de tuin die we thuis niet hebben. Toen we er een aantal jaar geleden voor kozen om in de stadskern te komen wonen, in een rijhuis met beperkte buitenruimte, was dit een bewuste keuze. De voordelen van het wonen in het centrum van de stad trokken ons aan. Daar waar jonge gezinnen typisch de steden ontvluchten, besloten wij om het tegenovergestelde te doen. Kiezen voor de nabijheid van scholen en voorzieningen, kiezen voor de mogelijkheid om alles te voet of met de fiets te kunnen bereiken, kiezen voor de levendigheid van een stad boven de rust van het platteland. En het gemis van een tuin, daar gaan we creatief mee om. We trekken er bij mooi weer op uit naar plaatsen waar we kunnen genieten van de ruimte en het groen: recreatiepark De Ster, het stadspark en… vooral naar Café Congé. Een initiatief dat voor ons veel meer is dan een leuk terrasje, tijdens die ene maand in het jaar is het ook een beetje “onze” tuin, ons stukje groen om te verpozen.
En toch, als initiatieven zoals Café Congé in de toekomst niet meer mogelijk zijn, blijven de voordelen van het wonen in de stadskern dan nog overeind? Wanneer de rust van één persoon zwaarder weegt dan de kwaliteiten en de voordelen die een dergelijk initiatief biedt aan de inwoners van de stadskern, zullen wij dan ook, en met ons met vele andere jonge gezinnen, toch naar de rand van de stad worden gedreven?
Ook vanuit mijn professionele activiteiten vind ik de vraag die voorligt erg boeiend. Vlaanderen is volgebouwd, de steden zijn als linten met elkaar verbonden. Als we nog open ruimte willen behouden, dan moeten we stoppen met nieuwe (groen)gebieden aan te snijden en moeten we inzetten op kernversterking en verdichting. Op het creëren van bijkomende woongelegenheid daar waar de faciliteiten en voorzieningen vandaag reeds aanwezig zijn. Meer en meer steden zetten daarom vandaag ook in op het aantrekken van (jonge) gezinnen naar de stadskern. Het stoppen, of zelfs omkeren, van de ‘stadsvlucht’ staat hoog op het prioriteitenlijstje. En daarbij gaat het niet enkel over het voorzien van woningen op maat voor verschillende doelgroepen. Het gaat evenzeer over het inzetten op de kwaliteit van leven in de stadskern. Want zonder open ruimte om te vertoeven en te spelen, voor jong en oud, onder welke vorm dan ook, zal de stadsrand altijd aantrekkelijker blijven voor (jonge) gezinnen. In verschillende steden wordt dan ook actief nagedacht over en gewerkt aan die levenskwaliteit in de stadskern. Getuige hiervan zijn bijvoorbeeld het verschijnen van talrijke woonerven en leefstraten, de heraanleg en bijkomende aanleg van speelpleinen, de initiatieven voor tijdelijke invulling die buurten opnieuw op de kaart zetten enzoverder. En de nood is er. De vraag naar bijkomend en kwaliteitsvol publiek toegankelijk domein klinkt luider dan ooit.
Het is een precair evenwicht. De rust van de ene bewoner versus de nood aan belevingsruimte voor de andere. De uitdaging is groot, immens en wordt bovendien steeds complexer. Niet alleen omwille van de zoektocht naar de juiste plaatsen om dergelijke initiatieven op te starten, maar misschien nog vooral in het zoeken naar draagvlak voor deze initiatieven bij de directe buren en de ruimere buurt. Steeds meer worden immers uitputtende procedureslagen gevoerd om initiatieven uit de “eigen achtertuin” weg te krijgen. Keuzes die bewust worden gemaakt vanuit het beleid komen nadien door een rechterlijke uitspraak toch in het gedrang.
Vraag is hoe we hier in de toekomst mee kunnen of willen omgaan. Moeten we meer inzetten op draagvlakcreatie wanneer dergelijke initiatieven worden uitgedacht? Wellicht kan dit in veel gevallen boze reacties counteren. Neem de buurt mee in het traject, betrek hen, laat hen input geven en mee nadenken over een win-win voor alle partijen. Zal dit in alle gevallen tot succes leiden? Wellicht niet. Dus moeten we misschien dan toch ook op zoek gaan naar andere oplossingen? Oplossingen waarbij de keuzes van het beleid verankerd kunnen worden in (tijdelijke) gewijzigde bestemmingen van terreinen? Oplossingen waarbij het maatschappelijk nut hoger kan worden gewaardeerd dan de stem van één persoon?
Want Café Congé is slechts één voorbeeld van de velen. Of het nu gaat over een zomerbar, de Sinksenfoor of de uitvoering van noodzakelijke infrastructuurwerken, de vraag is en blijft hoe we vermijden dat één tegenstander de overhand krijgt en, ondanks alle positieve stemmen, de wet bepaalt?
Voorstanders aller landen, verenigt u. Onze publieke debatten etaleren nog te vaak mensen die ergens tegen zijn. Of ze nu representatief zijn voor het debat of niet. Wat meer voorstanders zou elk maatschappelijk debat een verfrissende wending kunnen geven.
(foto PHOTOGENX voor Brabantnet)
Het was een opmerkelijk passage in Terzake maandagavond. Marc Warson woont in de buurt van Zaventem en heeft zijn buik vol van de (intussen verenigde) actiecomités tegen de luchthaven. Daarom startte hij een Facebookgroep tegen de actiecomités en gaf die de welluidende naam ‘Front tegen de actiegroepen tegen nachtlawaai rond Zaventem’. Je kan daar de humor van inzien en je afvragen wat er zou gebeuren als er ook nog eens een Front tegen dit soort Facebookfronten zou ontstaan. Het initiatief legt echter wel een tekort bloot van heel wat publieke debatten.
Want los van wie gelijk heeft over de toekomst van de luchthaven, is de tegenreactie van de voorstanders een interessant verschijnsel. Marc uit de frustratie van zij die zwijgen of niet worden gehoord. In elk debat dat de media enkele dagen weet te beheersen, speelt zich immers volgend scenario af: een fenomeen (hier dus de luchthaven) heeft tegenstanders en voorstanders. En de tegenstanders horen we vanzelf: ze zijn gemotiveerd en vinden anno 2015 makkelijk een spreekbuis via de (sociale) media.
Voorstanders echter zijn zelden gemotiveerd om te reageren., en hun mening wordt eerlijk gezegd ook zelden gevraagd. Hierdoor ontstaat de perceptie dat de tegenstanders in de meerderheid zijn en die perceptie dringt vervolgens de organisatie achter het fenomeen in de verdediging. In het geval van een grote zwijgende groep (een zogenaamde ‘silent majority’) kan dat een vrij pervers maatschappelijk effect hebben. Want als de actiegroepen van tegenstanders een grote slagkracht en invloed ontwikkelen, kunnen ze beslissingen forceren waar zelfs het gros van de mensen het niet mee eens is. In elk debat is dus nood aan representativiteit.
En dat is wat Marc Warson met zijn ‘Front tegen de actiegroepen tegen nachtlawaai rond Zaventem’ nu precies doet. Hij vraagt om een bijsturing van de representativiteit. Iedereen denkt na jaren debat vanuit de actiecomités dat de tegenstanders automatisch in de meerderheid zijn, maar is dat wel zo? Het zou kunnen, maar werd het ooit geanalyseerd? Dat Marc dit doet, komt omdat deze voorstander als werknemer van de luchthaven voldoende motivatie bezit. (Alleen jammer dat zijn actie ook weer tegen iets is.)
De Facebookgroep had namelijk net zo goed een mooi pleidooi kunnen worden voor meer voorstanders in het maatschappelijk debat. Hun stem is evenveel waard als die van de tegenstanders. Wat zou er gebeuren mochten we in het (mediagestuurde) debat niet alleen ruimte geven aan tegenstanders, maar ook aan voorstanders? Leven we niet in een democratie waar alle stemmen gelijkwaardig zijn? En zouden de media er niet op gericht moeten zijn om een stem te geven aan het maatschappelijke debat in plaats van verslag te doen van tegenstand, omdat dit ‘interessanter is voor de lezers of luisteraars’ (wat Annemie Peeters in de BEL10 over burgerparticipatie quasi letterlijk zei).
Dus voorstanders van projecten en fenomenen: verenigt u. Kom naar buiten met actiegroepen die ergens voor zijn, die een positief project in zich dragen. De tijd is er klaar voor. Mensen lijken de actiegroepen stilaan beu te geraken en hebben zin om ergens voor te zijn en zelf de handen uit de mouwen te steken: voor leefstraten, voor een beter economisch klimaat, voor een betere mobiliteit, enz.
De stille voorstanders zijn in de meeste publieke debatten de meest vergeten stakeholders. En laat ons een geheim verklappen: het is zelfs niet zo moeilijk om hen te bereiken. Het vraagt enkel een proactieve aanpak in een materie die vandaag weinig organisaties in de vingers hebben: het managen van sociale complexiteit. Daar ontbreekt het de meeste fenomenen en (infrastructuur)projecten nog aan. Voor de luchthaven is de actie van Marc een geschenkje, maar misschien miste Zaventem in het verleden wel de kans om al zijn stakeholders aan te spreken (en niet enkel de institutionele en de tegenstanders).
Echte burgerparticipatie kan pas tot stand komen met echte representativiteit. Een representativiteit die verschillende stemmen op een gelijkwaardige manier aan bod laat komen, en niet enkel de negatieve. En dan kan je wel eens versteld staan van het genuanceerde debat dat hierop volgt.
Na onze blogpost over het nieuwe logo van Eindhoven, waar we eerlijk gezegd nog aan moesten wennen, krijg je er nu eentje over Porto. Van deze recent gelanceerde identiteit werden we direct enthousiast!
Een korte inleiding:
Juni 2014. De stad Porto benadert het lokale ‘White Studio’ om een nieuwe visuele identiteit te ontwerpen. De uitdaging: een visueel systeem ontwerpen om communicatie met de inwoners te organiseren en vereenvoudigen, met een duidelijke hiërarchie tussen de stad en haar stadhuis. De nieuwe identiteit moest de hartstochtelijke sfeer van Porto uitstralen. Een stad met een rijk verleden vol leven, karakter, bezienswaardigheden, heerlijk eten…
Al snel werd duidelijk dat één logo niet genoeg zou zijn. Voor iedere inwoner betekent Porto een andere combinatie van zaken en dat nam White Studio mee in de ontwikkeling. Het beeldgebruik baseerden ze op verhalende, blauwe tegels die je overal in het straatbeeld tegenkomt.
Geïnspireerd door de verhalen op die tegels ontwierpen ze meer dan zeventig(!) geometrische iconen die door middel van een grid gecombineerd kunnen worden. Zo kan men oneindig veel patronen vormen. Dit principe wordt wel vaker toegepast om een stedelijke identiteit leven te geven, kijk bijvoorbeeld maar naar Melbourne. Daarnaast is het kleurgebruik ook erg verfrissend. Donkerblauw wordt het nieuwe rood (Eindhoven, Amsterdam, I <3 NY,…) in citymarketing. De rustige en tegelijk opvallende kleur werkt voortreffelijk, zoals je op verschillende dragers kan zien.
Een spitsvondige slogan bedacht White Studio bewust niet. ‘Porto is een stad met een heel sterke persoonlijkheid. Het woord is genoeg, het is niets anders, gewoon Porto(punt).’ Dat vinden wij mooi. In het tijdperk van de om-ter-best-gevonden slagzinnen als ‘I amsterdam’, ‘cOPENhagen – Open for you’ durft deze stad het aan om dat resoluut naast zich te leggen. Dat getuigt van die sterke persoonlijkheid!
Bekijk snel het filmpje:
Of lees hier het verhaal van White Studio:
https://www.behance.net/gallery/20315389/New-identity-for-the-city-of-Porto
- De terugkeer van de stad Antwerpen na meer dan 11 jaar. Het waren enkele inspirerende getuigenissen van de stad die zich atypisch positioneerde. Verhalen over ondernemerschap in een stadsomgeving, scherpe visies op de toekomst en ook wel veel vertrouwde gezichten. Aan het aantal toeschouwers zag je dat MIPIM uitkeek naar de terugkeer.
- De lancering van Techlane Ghent, het resultaat van een boeiend proces & project. Toch wel een beetje fier op ons aandeel op het vlak van merkpositionering.
- Heel in het bijzonder ervaren we dat MIPIM & het Belgisch Paviljoen een kader bieden waarin je met je huidige klanten op een meer informele manier enkele zaken kan bespreken. De open, ongedwongen sfeer maakt het voor iedereen aangenamer om samen te bespreken en onderzoeken hoe we de lopende projecten samen nog beter kunnen maken.
- MIPIM biedt bovenal de plek bij uitstek om nieuwe contacten te leggen. Mensen die je wil spreken (potentiële klanten, beleidsmakers, mogelijke partners, …) zijn hier. In korte gesprekken toets je de eerste ideeën en mogelijkheden af. Na circa 15 min zijn de eerste contacten gelegd en weet je of er meer inhoudelijke vervolggesprekken nodig zijn en plan je de afspraken in.
Vanaf 4 oktober trekt De Lijn met Brabantnet door Vlaams-Brabant om de bewoners van de betrokken gemeentes te informeren en te raadplegen over de drie nieuwe tramlijnen die in 2020 in gebruik zouden worden genomen. De Lijn vindt de input van de bewoners belangrijk, omdat zij het beste weten hoe hun gemeente in elkaar zit. Na Grimbergen volgen nog: Willebroek, Londerzeel, Machelen, Diegem, Meise en Vilvoorde. Common Ground ondersteunt De Lijn met de organisatie en moderatie van de infomomenten en de verschillende workshops.
Op woensdag 17 september 2014 organiseert de stad Eeklo een participatiedag over de herbestemming van de Hartwijk. De inwoners van Eeklo mogen er hun mening geven over de specifieke maatregelen die zullen leiden tot een duurzame wijk. Common Ground ondersteunt de stad Eeklo bij de organisatie van deze participatiedag, in samenwerking met Trans architecten.
Op vrijdagavond geven we samen met de makelaars de aftrap van de braderij in Westmalle. Kom eens langs voor een gesprek of een lekkere trappist, misschien win je wel tickets naar Bobbejaanland voor het hele gezin!
In Zwevegem zijn we aanwezig bij de infovergadering rond de herbestemming van de voormalige Bekaert site. Wie de site mee vorm wil geven, kan op maandag 30 juni om 18u30 in het gemeentepunt van Zwevegem mee debatteren. Inschrijven is verplicht, voor meer info klik hier.
Vandaag is Common Ground aanwezig bij het infomoment van Livan, een infrastructuurproject in Antwerpen. We begeleiden er De Lijn met de werfcommunicatie. We willen met draagvlakcommunicatie een positieve dynamiek creëren bij lokale handelaars en inwoners.
Symbolischer kon het haast niet. Een kleine tienduizend Antwerpenaren zongen zondagavond in Park Spoor Noord luidkeels mee met “Will the circle be unbroken?”. Daags nadien werden de plannen van Ringland concreet toegelicht op een massaal bijgewoonde infosessie in de Roma. Ringland slaagde erin om duizenden Antwerpenaren te mobiliseren op amper twee maanden tijd, rond een heet hangijzer dat al decennia als ‘te ingewikkeld’ wordt beschouwd. Meer nog, Ringland lanceerde een oplossing waarvoor een stevig draagvlak bestaat, zowel bij de Antwerpse bevolking als, zoetjesaan, bij de politieke partijen. Een prestatie waar menig lobbygroep en politieke vereniging alleen maar van kan dromen. Het mag voor de publieke opinie verwonderlijk lijken dat een dergelijke omwenteling in ruimtelijke en infrastructuurprojecten op zo een korte tijd mogelijk is. Toch is dit geen nieuw fenomeen.
Participatie, stakeholdermanagement & draagvlakcommunicatie zijn cruciaal voor een geslaagde realisatie van ruimtelijke projecten. Strategisch omgevingsmanagement is een beproefde aanpak die een maatschappelijke debat stimuleert en de basis legt voor een duurzame dialoog tussen burgers en beleidsmakers. Het is dé succesfactor in diverse stedenbouwkundige projecten. Dit vraagt van de beleidsmakers wel een verandering in denken en doen. Daarom delen we graag de belangrijkste succesfactoren voor een ruimtelijke realisatie.
Correcte communicatie op het juiste moment.
Verandering is inherent aan ieder ruimtelijk project. Daarom is correcte communicatie een must, van bij de start. Ringland slaagde erin om op het juiste moment naar buiten te treden: het bood een alternatief op het moment dat de negatieve gezondheidseffecten van het BAM-tracé prominenter op de politieke agenda kwamen te staan. De expertise van de betrokken onafhankelijke experts zorgde meteen voor een geloofwaardig imago en dat werd verder versterkt door een uitgebreide lading cijfers en studiemateriaal.
Betrek voldoende stakeholders, en maak hen ambassadeur van je project
De kracht van een idee ligt bij het aantal ambassadeurs die het idee willen uitdragen. Eén van de grootste troeven van Ringland is het ambassadeursschap van experts uit andere sectoren. Het voorbeeld bij uitstek is dat van de vijf artsen die in een open brief op zondagochtend (uitstekende timing) vurig pleitten voor de overkapping van de ring. Een uitstekende voorzet, die ‘s avonds binnengekopt werd door Manu Claeys en co. Dat Ringland verder een groot aantal stedenbouwkundigen, architecten en andere experts op vlak van mobiliteit, duurzaamheid en stedenbouw bundelt, versterkt het imago van het initiatief. En dat ‘gewone stervelingen’ als Filip Joos, Stef Kamil Carlens, Veerle Baetens en Johan Heldenbergh zich mee engageren zorgt voor de essentiële kers op de taart.
Vertrek van een visie en wees inspirerend in het voorstellen van je plannen
Duurzame ruimtelijke ontwikkeling is een visie die gestoeld is op ontwikkeling waarin de relatie tussen de stad en haar groene omgeving centraal staat. Ringland wist dit te integreren in het mobiliteitsvraagstuk en creëerde bijkomende opportuniteiten; een tiende district, 80 hectare extra ruimte voor de stad, met plaats voor parken, scholen, kantoren, parkings, kortom: voor elk wat wils. De voorstelling ervan deed de Antwerpenaar dromen van een groene gordel rond de stad. De plannen waren een hot item op sociale netwerksites, en werden gebombardeerd tot het antwoord op de leefbaarheidsproblematiek van Oosterweel.
Zet in op beleving
Het creëren van een positieve veranderbeleving is een belangrijke basisvoorwaarde om veranderingen te realiseren. Ringland laat de Antwerpenaar ervaren wat een groene gordel voor de stad zou kunnen betekenen. Door te mobiliseren op strategisch gekozen locaties (de Roma, Park Spoor Noord), met goed gekozen blikvangers (the Broken Circle Breakdown Bluegrass Band) stimuleren ze het ideaalbeeld van hun visie.
Tienduizend Antwerpenaren voelden zich die avond al ‘Ringlander’. Nog voor er een spade in de grond zit. Daar kunnen bepaalde beleidsmakers nog wat van leren.